|
|
Regel 1: |
Regel 1: |
| + | ==Inleiding== |
| Bij iedere modelspoorbaan is het aan te bevelen om een ringleiding voor de voeding van je baan neer te leggen. Een ringleiding is eigenlijk niks anders als een aantal wat dikkere draden die onder de modelspoorbaan door lopen. Natuurlijk loopt de stroom door de rail en raillassen naar de volgende rail echter zijn de raillassen en sommige wissels niet helemaal lekker, zeker niet wanneer de rails al een flink aantal keren in en uit elkaar is gehaald. Hierdoor ontstaat spanningsverlies. Wanneer je je baan gaat opdelen in verschillende [[blokken]] en secties moet je ook al gauw een hele boel lange draden trekken. Dit wil je niet, dit kost namelijk erg veel draad. Makkelijker is het om onder je baan een ringleiding te trekken. De naam ringleiding wil niet zeggen dat je het ook daadwerkelijk als ring moet aanleggen. Er zijn theorieën die aangeven dat dit storing kan veroorzaken. | | Bij iedere modelspoorbaan is het aan te bevelen om een ringleiding voor de voeding van je baan neer te leggen. Een ringleiding is eigenlijk niks anders als een aantal wat dikkere draden die onder de modelspoorbaan door lopen. Natuurlijk loopt de stroom door de rail en raillassen naar de volgende rail echter zijn de raillassen en sommige wissels niet helemaal lekker, zeker niet wanneer de rails al een flink aantal keren in en uit elkaar is gehaald. Hierdoor ontstaat spanningsverlies. Wanneer je je baan gaat opdelen in verschillende [[blokken]] en secties moet je ook al gauw een hele boel lange draden trekken. Dit wil je niet, dit kost namelijk erg veel draad. Makkelijker is het om onder je baan een ringleiding te trekken. De naam ringleiding wil niet zeggen dat je het ook daadwerkelijk als ring moet aanleggen. Er zijn theorieën die aangeven dat dit storing kan veroorzaken. |
| + | |
| Een ringleiding kan je het beste opbouwen door vier draden onder je baan door te trekken. Twee draden gebruik je voor het voeden van de spoorstaven, of bij [[3 rail|3-rail]] de middenrail en één van de spoorstaven. De overige twee draden gebruiken we voor randapparatuur , denk hierbij bijvoorbeeld aan verlichting, wissel- of schakeldecoders. Dit geldt voor zowel analoge als digitale banen. | | Een ringleiding kan je het beste opbouwen door vier draden onder je baan door te trekken. Twee draden gebruik je voor het voeden van de spoorstaven, of bij [[3 rail|3-rail]] de middenrail en één van de spoorstaven. De overige twee draden gebruiken we voor randapparatuur , denk hierbij bijvoorbeeld aan verlichting, wissel- of schakeldecoders. Dit geldt voor zowel analoge als digitale banen. |
| + | |
| + | Bij digitale banen kun je overwegen een vijfde draad te trekken voor de niet bewaakte gedeelten. deze wordt via een diodenschakeling betrokken van de rode DCC draad. In deze diodenschakeling staan vier dioden twee aan twee antiparallel geschakeld om een spanningsval te veroorzaken die gelijk is aan de spanningsval van de digitale bezetmelders. |
| + | |
| Afhankelijk van de sporen die op je baan liggen kan je het aantal aansluitingen bepalen. Bij wisselstraten is het raadzaam om steeds twee wissels tussen de aansluitingen te nemen. Een afbeelding als voorbeeld, hier is echter na elke wissel een aansluiting gemaakt. Bij alle rode stippen soldeer je een draad die je naar één van de draden op je ringleiding brengt, alle blauwe stippen breng je naar een andere draad van je ringleiding. | | Afhankelijk van de sporen die op je baan liggen kan je het aantal aansluitingen bepalen. Bij wisselstraten is het raadzaam om steeds twee wissels tussen de aansluitingen te nemen. Een afbeelding als voorbeeld, hier is echter na elke wissel een aansluiting gemaakt. Bij alle rode stippen soldeer je een draad die je naar één van de draden op je ringleiding brengt, alle blauwe stippen breng je naar een andere draad van je ringleiding. |
| | | |
Regel 9: |
Regel 14: |
| | | |
| [[Bestand:Ringleidingmontage.JPG|right|thumb|250px|http://www.Nproject.nl]] | | [[Bestand:Ringleidingmontage.JPG|right|thumb|250px|http://www.Nproject.nl]] |
| + | |
| De ringleiding kan je op verschillende manieren vastmaken onder je modelbaan. Je kan kiezen om de draden door oogjes te trekken, met krammen vastslaan, echter je kan ook kiezen om de draden door kroonstenen te laten lopen. Voor het idee van montage en aansluiting hiernaast een afbeelding. Uiteraard is het de bedoeling om de draden en kroonstenen onder de plaat te monteren. | | De ringleiding kan je op verschillende manieren vastmaken onder je modelbaan. Je kan kiezen om de draden door oogjes te trekken, met krammen vastslaan, echter je kan ook kiezen om de draden door kroonstenen te laten lopen. Voor het idee van montage en aansluiting hiernaast een afbeelding. Uiteraard is het de bedoeling om de draden en kroonstenen onder de plaat te monteren. |
| <br /> | | <br /> |
| <br /> | | <br /> |
| <br /> | | <br /> |
| + | |
| [[Categorie:Besturing]] | | [[Categorie:Besturing]] |
Versie van 10 feb 2010 om 22:16
Inleiding
Bij iedere modelspoorbaan is het aan te bevelen om een ringleiding voor de voeding van je baan neer te leggen. Een ringleiding is eigenlijk niks anders als een aantal wat dikkere draden die onder de modelspoorbaan door lopen. Natuurlijk loopt de stroom door de rail en raillassen naar de volgende rail echter zijn de raillassen en sommige wissels niet helemaal lekker, zeker niet wanneer de rails al een flink aantal keren in en uit elkaar is gehaald. Hierdoor ontstaat spanningsverlies. Wanneer je je baan gaat opdelen in verschillende blokken en secties moet je ook al gauw een hele boel lange draden trekken. Dit wil je niet, dit kost namelijk erg veel draad. Makkelijker is het om onder je baan een ringleiding te trekken. De naam ringleiding wil niet zeggen dat je het ook daadwerkelijk als ring moet aanleggen. Er zijn theorieën die aangeven dat dit storing kan veroorzaken.
Een ringleiding kan je het beste opbouwen door vier draden onder je baan door te trekken. Twee draden gebruik je voor het voeden van de spoorstaven, of bij 3-rail de middenrail en één van de spoorstaven. De overige twee draden gebruiken we voor randapparatuur , denk hierbij bijvoorbeeld aan verlichting, wissel- of schakeldecoders. Dit geldt voor zowel analoge als digitale banen.
Bij digitale banen kun je overwegen een vijfde draad te trekken voor de niet bewaakte gedeelten. deze wordt via een diodenschakeling betrokken van de rode DCC draad. In deze diodenschakeling staan vier dioden twee aan twee antiparallel geschakeld om een spanningsval te veroorzaken die gelijk is aan de spanningsval van de digitale bezetmelders.
Afhankelijk van de sporen die op je baan liggen kan je het aantal aansluitingen bepalen. Bij wisselstraten is het raadzaam om steeds twee wissels tussen de aansluitingen te nemen. Een afbeelding als voorbeeld, hier is echter na elke wissel een aansluiting gemaakt. Bij alle rode stippen soldeer je een draad die je naar één van de draden op je ringleiding brengt, alle blauwe stippen breng je naar een andere draad van je ringleiding.
Heb je echter in een stuk spoor maar één wissel liggen, maak dan voor en na de wissel een aansluiting met de ringleiding. Ligt er alleen een spoor gedeelte zonder wissels dan is een aansluiting om de 1,5 à 2 meter genoeg.
Fout bij het aanmaken van de miniatuurafbeelding: convert: no decode delegate for this image format `' @ error/constitute.c/ReadImage/564.
convert: no images defined `/tmp/transform_a65d62a70661-1.jpg' @ error/convert.c/ConvertImageCommand/3235.
De ringleiding kan je op verschillende manieren vastmaken onder je modelbaan. Je kan kiezen om de draden door oogjes te trekken, met krammen vastslaan, echter je kan ook kiezen om de draden door kroonstenen te laten lopen. Voor het idee van montage en aansluiting hiernaast een afbeelding. Uiteraard is het de bedoeling om de draden en kroonstenen onder de plaat te monteren.